Testament van eenen student

  1. In het diepste mijner schoven,
    Vond ik laatst het testament
    Van een jongen, die te Loven
    Lange jaren bleef student:
    Gij die hier na mij zult leven,
    - Klonk het, - 'k heb op dit papier
    U mijn laatsten wil geschreven,
    Vóór mijn laatste pintje bier.

    Keerzang
    Maak lawijt gelijk de donder,
    Leuven ruste nooit in vree,
    Keer ze daaglijks 't bovenste onder
    D'oude Petermannenstee!

  2. 'k Laat u op mijn oude kamer,
    Neen, te Leuven zegt men kot,
    Enen stok gelijk 'nen hamer
    Hier en daar van't vallen bot
    Hij en heeft in geen gevaren
    Ooit zijns meesters hand verraân;
    Mocht hij u ook lange jaren,
    Kloek en trouw ter zijde staan.

  3. 'k Laat u nog hetgeen me op aarde
    't Kostbaarste en het liefste was:
    Mijne muts die 't al vervaarde,
    En mijn vreugdig pintenglas.
    Trek die muts u over de oren,
    Draai uw knevels in den wind,
    En gaat u in 't bier versmoren,
    Bier uit mijne dekselpint!

  4. Zo geraakt ge aan de oude dagen
    Zonder enen enk'len traan;
    En vangt dan de wijze, al klagen,
    Bij u jeremiaden aan,
    Als hij spreekt van brassig leven
    Of van schonen tijd verspeeld,
    Antwoord: 'k ben er lang gebleven,
    Maar ik heb me er nooit verveeld!

Opname: strofes 1, 2

Beluister op YouTube.

Partituur